donderdag 26 januari 2012

Je lever en hart zou ik niet beschadigen



Als ik een mes bij me had, had ik je ermee gestoken. Laat ik preciezer zijn: ik had een bot mes genomen en het millimeter na millimeter tussen je ribben gestoken. Ik zou het eruit trekken, dat mes, en dan nog een keer en nog een keer in je steken. Ik zou niet toestaan dat je het bewustzijn verloor. Hardhandig zou ik je door mekaar schudden. Opstaan en je schoppen tegen je dijen, alles zodat je wakker blijft. Ik zou tegen je praten ook, zin na zin zou ik uitspreken, vertellen wat ik met je zou doen en hoeveel pijn je zou lijden. Zoveel als ik ook had geleden. Je lever en hart zou ik niet beschadigen. Met je hart heb ik andere plannen. Niemand ziet aan mij dat ik dit denk. Ik, Candyda, Candy noemde jij me lang geleden. Langzaam kwam mijn naam over je lippen, als stroop zo zoet. Wanneer je schaamte voelde voor mijn pijn. Hier sta ik nu, leuk gekleed, likkend aan een ijsje. Ik lach vrolijk om een grapje dat ik niet eens heb gehoord. Ik doe moeite om niet op een plukje haar te bijten, pluimpje voor mijzelf. Wat een act. Om mij heen gezoem van liftdeuren. Gebabbel. Glinstering op openslaande glazen deuren. Honderden voetstappen. Gesmak van tongzoenende tieners. Gesprekken over alles en niets. Langsrijdende auto’s. Bromfietsen met kapotte knalpotten.
Wij zijn hier, maar daar, toen. Ik althans. Dan zie je me. Je verschiet van kleur. Ik hoop dat je blauw wordt, dan paarsgroen neigend naar zwart. Ik hoop dat je als een afdruk van licht bruingrijs in dit leven blijft. De grijzige zweem van pijnlijke plekken op mijn dijen en borsten is nooit verdwenen. Blauwe plekken, groene vlekken, gesprongen lippen, dichtgekoekte ogen. ‘Candy,’ zei je met warme lappen in je hand. Nu een oogverblindend halo om je hoofd. Engelachtig. De verliefde schone aan je zij kijkt alleen naar boven. Heeft zij je knokkels al gezien? Met twee stappen kan ik bij je zijn. In drie zinnen kan ik het haar uitleggen. Wijzen wie jij bent. Ik geloof niet in verandering. Zit je ongemakkelijk? Waarom hou jij je benen niet stil? Je herkent me toch? Hoe is het mogelijk, je doet alsof. Het kan ook niet anders. Voor de vierde keer haal jij je handen door het haar. Het is wat dunner geworden. Mijn vingers bewegen buiten mij om. Alsof ze tussen je stugge krullen blijven haken. Ze kennen die haren. Vingers weten niet wat dijen en borsten overkomt.

IRAIDA VAN DIJK - OOFT

Geen opmerkingen:

Een reactie posten