donderdag 5 januari 2012

De soep van buurman Josse


Hakim hoort het ruisen van de wind en de golfslag tegen de rots waarop hij zit niet. Hij is verdrietig en kwaad tegelijk. Hij denkt aan Smile, de schildpad van de buurman. Iedere dag speelt hij met Smile in de tuin want Smile woont onder hun huis. Het is een houten huis op neuten. Smile is nooit in zijn eigen tuin te vinden. Onder het huis is ook de speelplaats van Hakim.
’Oh! Smile mijn grote vriend, waar ben je nu? Mischien ben je wel achter de horizon waar de zon nu langzaam als een rode toverbal verdwijnt.’ Tranen vullen Hakim’s ogen als hij aan zijn speelkameraadje denkt. Hij gaf hem iedere dag slablaadjes, brood en aardappelschillen te eten. Hij vindt het grappig als Smile met zijn korte pootjes naar zijn eten kruipt. Op zijn gemak eet hij alles op. Alleen als Hakim in de buurt is, steekt hij zijn kop uit zijn huisje. Als er anderen in de buurt zijn, dan gebeurt dat niet. Vaak draait Hakim hem op zijn rug. Smile trappelt dan met zijn zwarte poten in de lucht net alsof hij gekieteld wordt. Hakim vindt dat grappig en lacht zich krom.

‘Hallo Mai, hoe is het met Smile?’ vraagt Hakim. Hij is twee dagen bij Gran gaan logeren en is benieuwd hoe het met zijn vriendje gaat. Mai antwoordt niet. Ze mompelt maar wat. Er is vast iets aan de hand, denkt Hakim. Als Mai geen antwoord geeft, dan is zij óf kwaad óf verdrietig. Kwaad is zij nu niet. Misschien is er wel wat met Smile gebeurd. Hij rent naar buiten, kijkt onder het huis, onder de struiken en achter de regenton, maar geen Smile te zien. ‘Smile, Smile,’ roept hij, maar Smile is nergens te vinden.

Jòssy de buurman, die in zijn onderhemd voor het raam zit, vraagt: ‘Zoek je wat, Hakim?’
’Ja, heeft u Smile misschien gezien?’
‘Smile, mijn jongen? Ik heb er een heerlijke soep van gemaakt. Ik heb twee bordenvol gegeten,’ grijnst hij. ’Ik heb hem geslacht en met veel moeite uit zijn schild gehaald. Daarna heb ik hem gevild en in kleine lekkere mootjes gesneden. En toen, hup de soeppan in. Ik hoor hem nog pruttelen. Ik heb nog nooit zo’n krachtige, geurige soep gegeten. Er is nog een beetje over. Moet je een kommetje hebben. Kom, dan schep ik een beetje voor je op.’
Hakim’s adem stokt en hij kotst bijna. Als versteend kijkt hij naar de oude magere man met zijn witte krulsnor. Hij is kwaad op Jòssy die zijn grote vriend heeft opgegeten. ‘Soep!’, schreeuwt hij opeens hard.
’Soep!’
’Ja soep!’ zegt Jòssy. ‘Van mijn eigen schildpad. Heerlijke schildpaddensoep.’

Hier op de rots is hij even alleen met zijn gedachten. ‘Wacht maar,’ denkt hij. ‘Ik zal ook soep van je koken!’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten