donderdag 26 januari 2012

En mijn vader, die blijft ook




Ik ben al een tijdje wakker en luister naar het huis. Één van de deuren bonkt zachtjes in de deurpost. De wind speelt daar. Bonk, bonk, bonkebonk, bonk, bonk.  De wc wordt doorgetrokken en dan hoor ik de douche. Verderop in de keuken hoor ik  porselein rinkelen. Ik zucht. Mijn vader is aan het douchen en mijn moeder is in de keuken bezig. Alles is rustig.

De douche wordt dichtgedraaid. De deur van de badkamer piept open. Plakkende voetstappen in de gang. Hij droogt nooit zijn voeten af. Acht watervoetstappen in de gang en dan is hij bij zijn slaapkamer.
In de keuken klettert bestek op borden. Ze maakt zijn ontbijt klaar.

‘Klingeling, beng, pats’. Ik zit rechtop en voel mijn bloed pompen. Scherven in de keuken. Snel klakkende schoenen in de gang. Knisperend glas onder gladde zolen. Geschreeuw. Ik hoor een harde kletsende klap. Ik hou mijn adem in... Het gerinkel wordt hervat. En ik adem weer. Heel voorzichtig.

De voetstappen zijn buiten nu. Ik concentreer me en tel er achttien. De deur van de auto gaat open, dicht, dan een ronkende motor, een tikkende versnellingspook. Mijn vader rijdt weg. De kapotte uitlaat knalt nog na in de straat en dan is het stil.
                       
Zachte voetstappen in de gang, een klein maar kordaat klopje op mijn slaapkamerdeur. Mijn moeder. Ze doet open en stapt naar binnen. Ze houdt een theedoek tegen haar wang. Ze gaat op mijn bed zitten en streelt mijn haar. Ik kijk naar de theedoek, ik kijk naar haar en ik vraag:
   ‘ Vandaag, mam?’
Haar blik is leeg, heel even maar. Ik schrik ervan. Ze ziet het en geeft me een zoen op mijn voorhoofd. De theedoek kietelt mijn neus. En dan zegt ze zachtjes: ‘ Ja, meis, vandaag’.

De koffer is vol. Ik zit erbovenop maar krijg hem niet dicht. Ik wip op en neer om de deksel in het slot te krijgen. Ik ga staan en stort mijn achterwerk met geweld op de koffer. ‘Klak’. Zo, die zit dicht. Ik schuif de koffer onder mijn bed en kijk rond. Mijn kamer is gestript, mijn aanwezigheid is ingepakt en netjes opgeborgen in mijn koffer. Alleen de posters nog. Ik trek Sting van mijn deur, de ‘engelsman in New York’ wil ik wel meenemen, maar ik verander van gedachten als ik de deuk in de deur zie. ‘Laat maar’. Ik wil geen herinneringen meenemen. Niet zulke. En ik plak de hoffelijk buigende ex-police zanger terug op z’n plek.
   
De theedoek ligt op het bed. Ze is haar kleren aan het inpakken. We hebben de boekenkast in de kamer al ontmanteld en ik leerde wat van haar is, wat van hem. Ze hebben veel boeken samen. Er viel een boek met een klap op de grond, we schrokken allebei. Toen we elkaar aankeken, kreeg ik een knipoog van mijn moeder. Een knipoog van een blauw oog met daaronder een rauwe rode opgezwollen wang.

Hij is niet thuisgekomen voor de lunch. Dat hadden we ook niet verwacht, maar je weet het nooit. Ik zit met mijn moeder aan tafel tussen een puinhoop van dozen. Twee boterhammen met pindakaas en een glas melk. Mijn moeder speelt met haar boterham, hij ligt in duizend stukjes op haar bord zonder dat één van hen de weg naar haar mond heeft gevonden. Er rijdt een auto door de straat, we zitten stil en luisteren. Nee, hij is het niet, of toch? Ik loop naar het keukenraam en loer. Nee, niemand. 

Het huis is half naakt. Kasten staan als uitgehongerde  geraamten tegen de muur. En met elke doos verdwijnt een stuk van haar ziel. De dozen buiten op de porch bedekken haar naaktheid als een
lendendoek. Maar die wordt straks weggehaald. Door zwetende kerels.
En dan gaat alles in de vrachtwagen. Nou ja alles, bijna alles. De koelkast blijft, de eettafel ook en de bedden, het fornuis, de bank en de boekenkasten. En mijn vader, die blijft ook. 

ELODIE HELOISE
Schrijfster Deelname cursus FPI Curacao

Geen opmerkingen:

Een reactie posten